Psalm 25:12-22

Gert de Kok
Bijbel en gebed  •  Sermon  •  Submitted   •  Presented
0 ratings
· 1 view
Notes
Transcript
Gemeente van onze Heere,
Vanavond hebben we het tweede gedeelte gelezen van Psalm 25. Een lied waarin David aan het woord is. Het laat ons ook zien hoezeer zingen en bidden verbonden zijn. Dat vergeten we nog wel eens. Maar een manier om te bidden is door te zingen. Als we dat hier in de kerk doen met elkaar wisselen dank, lofprijzing, klacht en gebed elkaar af. In je eigen tijd kan dat ook zo werken. Liederen die je luistert of zingt. In het koor waarin je meezingt. Woorden van liederen die jou tot gebed brengen.
Vers 1-3 van deze Psalm zijn een klacht, een gebed om uitrediing, David stort zijn ziel uit voor God. De vijanden zijn sterk … laat mij niet beschaamd staan.
Vers 4-11 is een gebed om de onderscheiding van geesten. Wat is de weg van uw Torah voor mijn leven. Hoe kan ik U van harte dienen? Schuldbelijdenis en gebed om vergeving. Geest maak openbaar in Uw woord wat ik doen zal? De Geest die bij David schuld laat bekennen - mijn eigen wegen zijn zo vaak duister. En daarin het verlangen om dus dichter bij God te zijn… JHWH, de God van zijn heil. Deelnemen aan het Avondmaal vieren. Brood en wijn tot je nemen kan zo ook een fysieke manier zijn om uiting te geven aan je schuld. Heere, mijn ongerechtigheden zijn groot: Hier ben ik! Leid mij op Uw wegen … Laat mij mij en meer op Jezus Christus lijken door Uw Geest. Laat de kracht van de verzoening in Jezus Christus, het bloed van het Lam waar kracht in zit en mij bevrijdt en heiligt, mij vaster staan op uw wegen. Zo ervaar ik het Avondmaal zelf wel. De week van voorbereiding lijkt meestal eentje met extra aanvechting van de duivel, het vlees en de wereld - zoals de HC de grote vijanden van onze samenvat. Apart, bevreemdend soms. Maar tegelijk ook logisch. Op weg naar het Avondmaal, de gemeenschap met Christus en ook met elkaar wil de tegenstander van God ons weghalen bij het verlangen dicht bij God te zijn. De overdenking over de wegen van God frusteren door ons te herinneren aan onze zonden … en misschien ook wel … sommige neigingen tot zonde die nog veel meer tot uitdrukking komen dan anders. Maar dan neem van je brood en wijn. Je hoort de verzoening in Jezus Christus. Je proeft Zijn goedheid. Een moment van rust … en je mag weer. Gesterkt door de Heere zelf, de week om de wil van de Heere te doen, zijn wegen te bewandelen, naar Zijn Woord door Zijn Geest.
En bij die beleving lijkt vs. 12 ook te haken. David is bezorgd, hij zoekt naar Gods weg, hij erkent zijn schuld en vraagt om vergeving (vs. 11). En dan verzekert van vergeving spreekt hij over de persoon die de Heere vreest, die het goede ontvangt, die op vriendschappelijke wijze omgaat met de HEERE en zijn ogen op God gericht houdt.
Vers 12-15 beschrijft het leven zoals het bedoeld is. Een leven dat tot goedheid hersteld is.
vs. 12 echoot Psalm 15 en 24 waarin wordt afgevraagd wie kan verschijnen in het huis van de Heere? Iemand die rechtvaardig is, recht doet. Een man die dus leeft naar het verbond… het volgt op het gebed om vergeving.. David bidt hier niet of hij de weg gewezen krijgt, maar het is een feit wie de HEERE vreest, God onderwijst hem in de weg die hij moet kiezen… Verzekerd van Gods vergeving, die we kwijt kunnen zijn, waarvan we de vreugde die het oplevert kunnen missen komt hier zo een rijke belofte op ons af. Een rechtvaardige zal door God onderwezen worden, de wegen van Zijn verbond .. de weg van het Woord zal door de Heilige Geest zelf bekendgemaakt worden. Wat een bemoediging. Als wij van Avondmaal tot Avondmaal gaan - die 5 keer per jaar - bevestigd worden in de verzoening in Christus Jezus worden we ook verzekerd dat de HEERE ons leidt op Zijn wegen door Zijn Woord. Hoe kan dat? Omdat een mens die vergeven is, ruimte heeft voor de werking van de Geest. Aan het avondmaal zien we zo duidelijk dat we niet vol van onszelf kunnen zijn om rechtvaardig te zijn, en dat de HEERE vrezen ruimte geeft aan God zelf om Zijn wegen ook in ons hart en onze gedachten in te brengen…
Vers 12-15 echoot daarmee ook Psalm 1… de gelovige die dag en nacht het woord overdenkt en vaststaat als een boom. Zijn ziel die overnacht in het goede en die de fysieke zegen zal ontvangen … het land, zegt David dan. Voor christenen geldt deze fysieke belofte niet, al helemaal niet van het land Israël. … maar wel met Mattheus 5, de zaligsprekingen … voor de gelovigen de belofte dat hun eenmaal recht gedaan wordt en dat zij in het koninkrijk van God deel hebben aan al aan het goede en gezegende van God.
Ik sprak over de rechtvaardige Ps. 15 en 24. Over degene die dag en nacht de wet overdenkt Ps. 1 maar in vs. 12 staat natuurlijk de uitspraak de man, de vrouw die de HEERE vreest. In vers 14 ook. De vreze des HEEREN. David zegt hier niet rechtvaardige die de Torah houdt, maar degene die de HEERE vreest, wordt in Gods weg onderwezen. Het zijn manieren om hetzelfde te zeggen. Een mens die diep ontzag heeft voor de HEERE, en vanuit dat beginsel zijn of haar leven wil inrichten.
En dan in het bijzonder vers 14. “Vertrouwelijk gaat de HEERE om met wie Hem vrezen, Zijn verbond maakt Hij hun bekend.”
Van Davids kant vrees voor de HEere. Van Gods kant vetrouwelijkheid. Die parallel loopt met het bekend maken van het verbond. De NBV vertaal met “De Heer is een vriend van wie hem vrezen”. VAnuit het Avondmaal, als vergeven mens, iemand die de HEERE vreest … De Heere wil vertrouwelijk met je omgaan als een vriend, zo wil Hij zijn weg bekendmaken...
Wat kostbaar… Welk een vriend is onze Jezus, zingen we best graag en soms misschien ook wel makkelijk. En tegelijk kunnen we zeggen. God is niet je vriendje. Hij is en blijft heilig. En ja onze houding is die van diep ontzag. Hij is de HEERE, en niemand anders. Wij zijn opgeroepen om ons niet te verstarren als het volk in de woestijn maar ons te laten leiden, in de weg van het Woord van Zijn verbiding met ons … op straffe van de dood. Maar die dood, en die straf heeft Hij zelf gedragen omdat Zijn verbondsliefde zo groot was voor een onwillig volk, dat Hij heeft gezegd, ik wil dat u zich bekeerd, opdat u leeft, ik heb geen welbehagen in uw dood. Ik zal mijn Geest sturen die in uw harten werkt en daar het verbond binnenbrengt.
“Vertrouwelijk”, als een vriend … dat is de bevinding, of ondervindigin die mag opkomen vanuit de verzoening in Christus. Ze is geen voorwaarde, maar mag een vrucht zijn … Spreuken 3:32 - want wie afwijkt van de rechte weg is voor de HEERE een gruwel, maar met de oprechten gaat Hij vertrouwelijk om.
Job 29:4 - Was ik maar zoals in de dagen van mijn jeugd, toen de vertrouwelijke omgang met God over mijn tent was.
Als we vandaag niet hebben deelgenomen hebben aan het Avondmaal, om wat voor reden dan ook. Weet dan wat je jezelf onthoudt. De verzekering van de vergeving in Christus Jezus, de mysterieuze gemeenschap die Hij hierin met ons heeft. DE vertrouwelijke omgang, als Gastheer, als Gebroken Vriend deelt Hij Zijn leven uit. Als je denkt: ik moet eerst beter dit doen, of mijn zonde kennis is nog niet genoeg. Of ik heb nog ruzie met die, dus het kan niet. Ik hoop dat je vandaag dan het gebed van David ter harte mag nemen … getrokken door Gods goedheid, waarachtigheid en liefde … mag hij vertrouwelijk omgaan met de Heere. In zijn zonden en gebrek, die zijn hele leven lang doorgaan… denk aan de volkstelling als een van zijn laatste wapenfeiten … tegen de weg van de Heere in … maar het is deze David die een man van naar Gods hart werd genoemd.
Vertrouwelijk als een vriend maakt Hij zijn wil bekend. Ik moest denken aan de woorden van Jezus waarin dit gegeven ook bij elkaar komt vertrouwelijkheid - bekend zijn met de wil van God. Jezus spreekt in Johannes 15 over de Wijnstok en de ranken. Joh. 15:3-4 - “U bent al rein vanwege het woord dat Ik tot u gsproken heb. Blijf in Mij, en Ik in u. Zoals de rank geen vrucht kan dragen uit zichzelf als zij niet in de wijnstok blijft, zo ook u niet, als u niet in Mij blijft.”
En verder … vs. 13vv - “Niemand heeft een grotere liefde dan deze, namelijk dat iemand zijn leven geeft voor zijn vrienden. U bent Mijn vrienden, als u doet wat Ik u gebied. Ik noem u niet meer slaven, want een slaaf weet niet wat zijn heer doet, maar Ik heb u vrienden genoemd, omdat Ik u alles wat Ik van Mijn Vader gehoord heb, bekendgemaakt heb.”
Onze vijandschap die we van nature hebben richting God en Zijn gezalfde Jezus Christus. Die wordt omgezet in vriendschap, omdat Hij het zegt… “Ik noem u mijn vrienden … een ieder die de wil van de Vader doet is mijn broer, zus of moeder … In de kring aan tafel, onderweg, heb ik jullie verteld van Gods geboden, het Koninkrijk van God, mijn lijden, sterven en opstaan… Jullie zijn mijn vrienden … als je doet wat Ik zeg … als je mijn vriendschap beantwoord met oprecht ontzag, en liefde en wilt gaan in de weg van de HEERE.
God zelf maakt de vertrouwelijke omgang mogelijk. Door het offer van JEzus CHristus, door de nodiging aan de tafel. Goed en waarichtig is de HEERE, daarom onderwijst Hij zondaars in de weg. Hij leidt zachtmoedigen in het recht, Hij leert zachtmoedigen Zijn weg Psalms 25:8-9.
Blijf het op die grote toonhoogte? Ga je dat vasthouden tot het volgende Avondmaal? Dat vertrouwen en verzekerdheid van de vergeving? Dat verlangen om de weg van God te gaan?
David eindigt met de nuchtere constatering dat veel leed en veel angsten blijven. Hij herhaalt zijn gebed van vers 1-3. Hij voelt zich alleen staan. God moet naar hem omzien want hij is eenzaam en ellendig. Beter gezegd eenzaam en arm. David schaart zich onder de bescherming die de armen toch door God zijn voorzegd en beloofd. In de Psalmen zijn de ellendigen, de armen altijd het slachtoffer van de vijanden. De Thora en de profeten merken telkens op de voor de armen die bij JHWH, in Zion voor Zijn aangezicht zoeken een speciale plek hebben.
Psalms 1–59 3. The Poor

The OT here emphasizes the corresponding case for the legal help of Yahweh. “The conviction that those whose legal standing was weak and who were less privileged in the struggle of life were the objects of Jahweh’s particular interest reaches far back into the history of the people of Jahweh. This conception of the poor practically contains a legal claim upon Jahweh; and it was precisely this which later made it a self-designation of the pious before Jahweh” (G. von Rad, OT Theol, 1:400). But “pious” in this connection can only mean: “cast” entirely on Yahweh (Ps. 22:10*), completely dependent on him and on him alone. In the OT we cannot separate socioeconomic and spiritual “poverty,” indeed we cannot even distinguish between them. Poverty (in all its forms of expression) is indigence of life, and that can only be understood as life before Yahweh.

De arme en degene die de HEERE vreest in zijn of haar geluk, tevredenheid, haar onrust, aangevochten worden, vijanden … het kenmerk dat beide verbindt is dat zij bij God kunnen pleiten op Zijn hulp. Wat de rechtvaardige, Godvrezende en arme verbindt is totale afhankelijkheid voor het aangezicht van God.
Als ons geloof dus gekenmerkt wordt door veel aanvechting. Het gevoel dat je er alleen voor staat. Je voelt je arm, zonder hulp, benauwd … en je weet niet hoe je de wg van God moet lopen … dan moet je hart verruimd worden [anatomie van oude Israël] - zie Ps. 119:32 -”Ik zal de weg van Uw geboden lopen, wanneer U mijn hart verruimd hebt”. Dan betekent het dus niet dat je geen goede gelovige bent. Omdat de goede gelovige altijd rust en nabijheid van God zou moeten ervaren. Bij David gaat het door elkaar heen. Misschien als hij in de tempel is, ervaart Gods goedertierenheid. En als hij aan de tafel zit met de belangrijke heren van het bestuur, voelt hij zich eenzaam en aangevallen. Absalom die buiten roept. Voor ons geldt dat allemaal op eigen manier. Hier rust, daar onrust. Nu vrede, straks verscheurd...
In de volle verzekering, in de ervaring van zegen (vs. 12-15) en in de angst en armoede (16-21) hef ik mijn ziel op tot U, HEERE.
vs. 22 eindigt dan als gemeenschappelijke bede. Voor heel Israël. Bidt dat David nu voor heel het volk. Of is dit lied opgenomen in de tempelliturgie en gezongen voor en door heel Israël? In ieder geval. Psalm 25 is niet alleen maar een gebed en lied van een individuele gelovige die worstelt, strijdt, vergeving vraagt, krijgt en strijd .. verwacht en wacht. “O God, verlos Israël uit al zijn benauwdheden”. Denk aan Psalm 130 - “Uit de diepten roep ik tot U, o HEERE” —> “Laat Israël hopen op de HEERE, want bij de HEERE is goedertierenheid en bij Hem is veel verlossing. Ja, Hij zal Israël verlossen van al zijn ongerechtigheden”. Persoonlijk en gezamenlijk.
Laten we daar ook mee afsluiten. Ons persoonlijke gebed, ons lied, onze omgang met de Schriften om Gods wil en weg op het spoor te komen. De vertrouwelijkheid, de vrienschappelijke omgang die Hij met ons verlangt en geeft in de Heere JEzus Christus … is altijd ingebed in de omgang met God door het hele volk. Voor Israël. Omgang met God door de kerk - wereldwijd en van alle plaatsen en tijden. Gemeenschap met Christus aan tafel, en met elkaar als Zijn leden. Als ons gebed stokt, wordt er voor ons gebeden. We kunnen ons verheugen over de verlossing die Hij schenkt bij zondaars die op de weg van Jezus geplaatst worden.
Ik bid mee met de gemeenschap. Ik dank mee met de gemeenschap. In de kerk worden we opgenomen in het nieuwe verbond van Jezus Christus. Hij het hoofd, wij de leden. Hij de wijnstok, wij de ranken. Leidt ons dan Heere op uw weg, en wij zullen U prijzen. Vergeef ons onze ongerechtigheid en wij zullen leven. Laat ons niet alleen staan, opdat we niet beschaamd zijn. Als armen
Na vers 11 bede om vergeving
vs 12-14 - wijsheid, de vergevene in intimiteit en belofte van het land, als rest van het nieuwe verbond
Psa. 1 en Spreuken
De yirat adonai
Psalm 123:1 NRSV
To you I lift up my eyes, O you who are enthroned in the heavens!
Psalm 124:7 NRSV
We have escaped like a bird from the snare of the fowlers; the snare is broken, and we have escaped.
Bij vers 14 —> Johannes 15 , over vriendschap, vertrouwdheid, verbondenheid met God
vanaf vers 16 opnieuw gebed, oppakken van thema vers 1
de rust, vrede, etc. blijft niet … is niet iets statisch… distress van het leven weer terug …
eindigt met gezamenljk verwachten van Israël
Psalm 130:8 NRSV
It is he who will redeem Israel from all its iniquities.
Related Media
See more
Related Sermons
See more