De Kerk( Ecclesia)

livestreaming voor de ark  •  Sermon  •  Submitted
0 ratings
· 29 views
Notes
Transcript
Handout
Handout

Ons woord voor Kerk of gemeente komt van het woord Ecclesia

De gemeente ( kerk) is de gemeenschap of groep mensen van alle ware gelovigen over alle tijden en plaatsen heen. Dat betekend dat de gemeente alleen maar bestaat uit die mensen die waarlijk gered zijn. Zij die wel onderdeel zijn van onze lokale gemeente maar in zonde leven horen hier niet bij! Zij die zich niet willen bekeren van zonden en volharden in hun zonden, horen hier niet bij. De gemeente is een exclusieve groep mensen. Dit is van enorm groot belang om te begrijpen. Niet iedereen die lid is op papier van de Ark, of zij die wekelijks bezoeken zijn onderdeel van de Gemeente van Christus, maar enkel de ware gelovigen. Paulus schrijft in dat Hij de gemeente liefhad en zich voor haar overgegeven heeft.
Ephesians 5:25 NBG1951
25 Mannen, hebt uw vrouw lief, evenals Christus zijn gemeente heeft liefgehad en Zich voor haar overgegeven heeft,
Die term: “Gemeente” hier moet je toepassen op alle gelovigen die door Jezus sterven verlost en gered zijn. Alle ware gelovigen van alle tijden.
Je moet iets begrijpen over de gemeente: Gods plan voor de gemeente is zo groot zo bijzonder, dat Hij alles onderworpen heeft aan Jezus Christus -dat God Jezus Christus de hoogste plaats heeft gegeven van alles, dat Hij Jezus heeft gegeven aan de kerk.
Ephesians 1:22 NBG1951
22 En Hij heeft alles onder zijn voeten gesteld en Hem als hoofd boven al wat is, gegeven aan de gemeente,
Dus God gaf Jezus aan de Gemeente en Jezus heeft zichzelf overgegeven voor de gemeente.
Dus God gaf Jezus aan de Gemeente en Jezus heeft zichzelf overgegeven voor de gemeente.
Ephesians 1:21–22 NBG1951
21 boven alle overheid en macht en kracht en heerschappij en alle naam, die genoemd wordt niet alleen in deze, maar ook in de toekomende eeuw. 22 En Hij heeft alles onder zijn voeten gesteld en Hem als hoofd boven al wat is, gegeven aan de gemeente,
Ecclesia is een afleiding van het wordt kalein dat wegroepen betekend.Je zou kunnen zeggen de gemeente is een vergadering van weg of eruit geroepenen. Nu komen er enkele vragen naar boven drijven Zoals:
Door wie zijn wij geroepen?
Waaruit zijn we dan geroepen?
Waartoe zijn we geroepen?
Laten we proberen op al deze vragen Bijbelse antwoorden te krijgen.
1 Door wie zijn wij geroepen?
We zijn geroepen door God
Romans 1:7 NBG1951
7 aan alle geliefden Gods, geroepen heiligen, die te Rome zijn: genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Here Jezus Christus.
Paulus schrijft aan de geroepenen en dan in
Romans 8:28–30 NBG1951
28 Wij weten nu, dat [God] alle dingen doet medewerken ten goede voor hen, die God liefhebben, die volgens zijn voornemen geroepenen zijn. 29 Want die Hij tevoren gekend heeft, heeft Hij ook tevoren bestemd tot gelijkvormigheid aan het beeld zijns Zoons, opdat Hij de eerstgeborene zou zijn onder vele broederen; 30 en die Hij tevoren bestemd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen; en die Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd; en die Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij ook verheerlijkt.
Romans 8:30 NBG1951
30 en die Hij tevoren bestemd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen; en die Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd; en die Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij ook verheerlijkt.
Romans 8:28–31 NBG1951
28 Wij weten nu, dat [God] alle dingen doet medewerken ten goede voor hen, die God liefhebben, die volgens zijn voornemen geroepenen zijn. 29 Want die Hij tevoren gekend heeft, heeft Hij ook tevoren bestemd tot gelijkvormigheid aan het beeld zijns Zoons, opdat Hij de eerstgeborene zou zijn onder vele broederen; 30 en die Hij tevoren bestemd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen; en die Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd; en die Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij ook verheerlijkt. 31 Wat zullen wij dan van deze dingen zeggen? Als God vóór ons is, wie zal tegen ons zijn?
Het eerste antwoord is binnen; God heeft ons geroepen. Besef je door wie je geroepen bent? Besef je hoe groot het wonder is dat we juist door de persoon die we verachten van nature geroepen zijn?
Nadat Hij ons geroepen heeft Hij ons overgegeven in de handen van Jezus. Hij heeft ons aan Hem toevertrouwd.
John 18:9 NBG1951
9 opdat het woord vervuld werd, dat Hij gesproken had: Wie Gij Mij gegeven hebt, uit hen heb Ik niemand laten verloren gaan.
John 18:9 NBG1951
9 opdat het woord vervuld werd, dat Hij gesproken had: Wie Gij Mij gegeven hebt, uit hen heb Ik niemand laten verloren gaan.
John 18:8–9 NBG1951
8 Jezus antwoordde: Ik zeide u, dat Ik het ben. Indien gij dan Mij zoekt, laat dezen heengaan; 9 opdat het woord vervuld werd, dat Hij gesproken had: Wie Gij Mij gegeven hebt, uit hen heb Ik niemand laten verloren gaan.
Wat aan Jezus toevertrouwd wordt is altijd veilig. Dat kun je gerust aan de Heere Jezus overlaten. Alles in aan Hem onderworpen toch?
Kijk eens verder met me?
en
1 Corinthians 1:2 NBG1951
2 aan de gemeente Gods te Korinte, aan de geheiligden in Christus Jezus, de geroepen heiligen met allen, die allerwege de naam van onze Here Jezus Christus aanroepen, hun en onze (Here):
1 Corinthians 1:9 NBG1951
9 God is getrouw, door wie gij zijt geroepen tot gemeenschap met zijn Zoon Jezus Christus, onze Here.
Het moge duidelijk zijn: God zelf heeft ons geroepen.

Geroepen waarvandaan of waaruit.

De gemeente ( kerk) is de gemeenschap of groep mensen van alle ware gelovigen over alle tijden en plaatsen heen. Dat betekend dat de gemeente alleen maar bestaat uit die mensen die waarlijk gered zijn. Zij die wel onderdeel zijn van onze lokale gemeente maar in zonde leven horen hier niet bij! Zij die zich niet willen bekeren van zonden en volharden in hun zonden, horen hier niet bij. De gemeente is een exclusieve groep mensen. Dit is van enorm groot belang om te begrijpen. Niet iedereen die lid is op papier van de Ark, of zij die wekelijks bezoeken zijn onderdeel van de Gemeente van Christus, maar enkel de ware gelovigen. Paulus schrijft in dat Hij de gemeente liefhad en zich voor haar overgegeven heeft.
Ephesians 5:25 NBG1951
25 Mannen, hebt uw vrouw lief, evenals Christus zijn gemeente heeft liefgehad en Zich voor haar overgegeven heeft,
Die term: “Gemeente” hier moet je toepassen op alle gelovigen die door Jezus sterven verlost en gered zijn. Alle ware gelovigen van alle tijden.
Je moet iets begrijpen over de gemeente: Gods plan voor de gemeente is zo groot zo bijzonder, dat Hij alles onderworpen heeft aan Jezus Christus -dat God Jezus Christus de hoogste plaats heeft gegeven van alles, dat Hij Jezus heeft gegeven aan de kerk.
Ephesians 1:22 NBG1951
22 En Hij heeft alles onder zijn voeten gesteld en Hem als hoofd boven al wat is, gegeven aan de gemeente,
Dus God gaf Jezus aan de Gemeente en Jezus heeft zichzelf overgegeven voor de gemeente.
Ecclesia is een afleiding van het wordt kalein dat wegroepen betekend.Je zou kunnen zeggen de gemeente is een vergadering van weg of eruit geroepenen. Nu komen er enkele vragen naar boven drijven Zoals:
Maar waaruit zijn wij dan geroepen?
Paulus roept de gelovigen op om te bedenken en te beseffen wat zij waren voordat of toen zij geroepen waren. Hij vraagt ze terug te kijken ( ) Besef je hoe groot het wonder is wanneer je tot de gemeente van Christus mag behoren? Dan ben je geroepen uit de duisternis van de wereld, onder de heerschappij van satan vandaan, uit de drek van vijandschap tegen God.
Paulus roept de gelovigen op om te bedenken en te beseffen wat zij waren voordat of toen zij geroepen waren. Hij vraagt ze terug te kijken ( ) Besef je hoe groot het wonder is wanneer je tot de gemeente van Christus mag behoren? Dan ben je geroepen uit de duisternis van de wereld, onder de heerschappij van satan vandaan, uit de drek van vijandschap tegen God.
Lees met me mee
Ezekiel 34:11–19 NBG1951
11 Want zo zegt de Here Here: Zie, Ik zal zélf naar mijn schapen vragen en naar hen omzien; 12 zoals een herder naar zijn kudde omziet, wanneer hij te midden van zijn verspreide schapen is, zo zal Ik naar mijn schapen omzien en ze redden uit alle plaatsen waar zij verstrooid zijn geraakt op de dag van wolken en duisternis. 13 Ik zal ze midden uit de volken doen uittrekken, uit de landen bijeenvergaderen en ze naar hun eigen land brengen; Ik zal ze weiden op de bergen van Israël, bij de beekbeddingen en in alle bewoonde streken van het land. 14 In een goede weide zal Ik ze weiden, en op de hoge bergen van Israël zal hun weideplaats zijn. Daar zullen zij zich legeren op een goede weideplaats en zullen zij in een vette weide grazen, op de bergen van Israël. 15 Ik zelf zal mijn schapen weiden, Ik zelf zal ze doen neerliggen, luidt het woord van de Here Here; 16 de verlorene zal Ik zoeken en de afgedwaalde terughalen; de gewonde zal Ik verbinden en de zieke versterken, maar de vette en krachtige zal Ik verdelgen. Ik zal ze weiden zoals het behoort. 17 En gij, mijn schapen, zo zegt de Here Here, zie, Ik zal rechtspreken tussen het ene schaap en het andere, tussen de rammen en de bokken. 18 Is het u niet genoeg, dat gij de beste weide afweidt en de rest van de weiden met uw hoeven vertreedt; dat gij het helderste water drinkt en wat overblijft met uw hoeven vertroebelt? 19 Moeten mijn schapen dan afweiden wat uw hoeven hebben vertreden en drinken wat uw hoeven hebben vertroebeld?
Ezekiel 24:11–19 NBG1951
11 Zet de pot leeg op de kolen, dat hij heet wordt en zijn koper gloeiend, opdat wat er onrein in is, wegsmelte en de roest verdwijne. 12 Hij heeft alle moeite vergeefs doen blijven, zijn dikke roestlaag ging er niet af; in het vuur met zijn roest! 13 Om uw ontuchtige onreinheid, omdat Ik u heb willen reinigen, maar gij u niet reinigen liet, daarom zult gij niet meer rein worden van uw onreinheid, totdat Ik mijn grimmigheid tegen u heb laten woeden. 14 Ik, de Here, heb het gesproken. Het zal komen, en Ik zal het doen. Ik zal noch ophouden noch sparen noch medelijden tonen. Naar uw handel en wandel zal men u richten, luidt het woord van de Here Here. 15 Het woord des Heren kwam tot mij: 16 Mensenkind, zie, Ik neem de lust van uw ogen door een plotselinge slag van u weg, maar gij zult geen dodenklacht aanheffen, gij zult niet wenen noch tranen storten. 17 Kerm in stilte; dodenrouw zult gij niet bedrijven; bind uw hoofddoek om, doe uw schoenen aan uw voeten, bedek uw bovenlip niet, en eet het brood niet, dat de mensen u brengen. 18 Des morgens nu sprak ik tot het volk, des avonds stierf mijn vrouw. En op de volgende morgen deed ik, zoals mij bevolen was. 19 Toen zeide het volk tot mij: Wilt gij ons niet meedelen, wat het ons te zeggen heeft, dat gij dit doet?
Zie je waaruit we geroepen zijn? De realiteit is exact hoe De Heere Jezus het zag toen hij over Jeruzalem uitkeek: Hij zag allemaal schapen in de synagogen maar ze waren Herderloos.
Matthew 9:36 NBG1951
36 Toen Hij de scharen zag, werd Hij met ontferming over hen bewogen, daar zij voortgejaagd en afgemat waren, als schapen die geen herder hebben.
Een religieus systeem zonder leven. Dat is niet hoe God het ingesteld had, dat was wat de rabbis- de Farizeeen en Schriftgeleerden er van hadden gemaakt. Hoe kon Jezus dat zien? Hoe merkte Hij dat? Om de doodeenvoudige reden die we vandaag ook om ons heen zien: Daar ze voortgejaagd en afgemat waren. Het ziet er naar uit dat de mensen beziggehouden worden, zonder werkelijk de kern te raken van wat God wil. Een activiteitje hier, een samenkomst daar, een meeting zus en een bijeenkomstje zo. Er worden boeken verslonden met reli-rommel van het kaliber mac religie. Alles lichtgewicht zooi dat geen levensveranderend onderwijs brengt. We laten ons onderwijzen en meeslepen door de meest grote namen van schrijvers en kerken die niks dan rommel verkondigen. En als er nog honger is bij mensen dan wordt die niet gestild. of men wordt vergiftigd met deze zooi waardoor ze afgehouden worden van intensieve bijbelstudie die mensenlevens werkelijk veranderd.
U zegt misschien Peter hoe kun je dat zeggen: Ik kan het zeggen omdat ik het overal zie gebeuren. De plaats van het Woord van God in gemeenten neemt af, de plek van Bijbelstudie in huisgezinnen neemt af, de kennis van het woord is over het algemeen gezonken tot een dieptepunt van de kerkgeschiedenis. En De positie van het woord is in het geding gekomen. Het gezag van de schrift is aan het verdwijnen in kerken en onder de mensen die naar de kerk gaan.
Als u vraagt hoe ik dat durf te zeggen kan ik met eenvoud antwoorden: Omdat we dingen toelaten in de kerken waar we 20 jaar geleden en nooit in de kerkgeschiedenis over hadden durfen denken om dat toe te laten in de kerk. Samenwonen; homohuwelijken die ingezegend worden, transgender- isme, Het is geen probleem om aan het avondmaal te gaan zelfs niet als we overspel plegen of gescheiden zijn voor 1 of meerdere malen.Leiders in kerken die meer tattoos hebben laten zetten dan tattoo bob kan verzinnen, en zich meer druk maken om de mode en hun voorkomen dan om het innerlijke sieraad waar Petrus over spreekt. Ruzies in kerkenraden en onder predikanten, gemeenten die scheuren sneller en gemakkelijker dan ooit te voren. Predikers moeten zich haast iedere zondag verdedigen als zij ( radicaal) gepreekt hebben. Hen wordt verweten liefdeloos te zijn en harteloos te handelen. Of er wordt gegooid met termen als wettisch of niet geestvervuld. Als predikers mogen we niet meer doen waarvoor we geroepen zijn, maar we worden geacht binnen de lijntjes te blijven van wat cultureel verantwoord en sociaal geaccepteerd is.
In plaats van een zuiver evangelie en radicale levensveranderende boodschap te brengen, brengen we liever een motiverende boodschap. Een boodschap van Schijnbare liefde en acceptatie, we worden uitgedaagd om een betere vorm van onszelf te presenteren en heerlijk met elkaar te genieten van de momenten die we als kerk kunnen hebben.
Er is een hystersche zoektocht naar iets bovennatuurlijks, de een wil God horen spreken, en de ander wil krachten en wonderen doen, weer een ander is haast enkel bezig met profetieen en dromen te dromen, zoveel dat hij de werkelijkheid niet meer kan onderscheiden van de soms idiote dingen die hij meent te moeten verkondigen. We zijn meer bezig met tijdelijke hypes en hysterie dan het luisteren naar de Herder, en Hem te volgen. O God spreekt! Krachtiger als ooit te voren. In de verte horen we de ruiters van de vier paarden uit Openbaring al aankomen galloperen. God spreekt door zijn woord, maar het lijkt wel of de kerk dat niet meer wil aanvaarden. We proberen het woord meer te veranderen naar ons beeld dan dat wij worden veranderd door Gods woord.
Er is- in de kerk van vandaag- een grote geloofscrisis! We zijn op allerlei manieren op zoek om nieuwe groei, nieuwe krachten, en nieuwe ideeen op te doen. We proberen alles. Verandering van muziek, of diensten of samenkomsten.Er is zoveel kracht verdwenen uit de kerk, door het gebrek aan geloof dat we begonnnen zijn met een nieuwe vorm van kerk zijn: De Kliederkerk. Heerlijk kliederen en zo je geloof ontwikkelen. Allemaal bezigheids therapie die ons nergens brengt, dan enkel en alleen verder uit de heilige nabijheid van Gods openbaring van zijn wil voor ons leven.
Weet u hoe moeilijk het is op de preekstoel te stappen en deze boodschappen te brengen? wetende dat er tonnen vuil en ellende wordt uitgegoten? om je alleen te voelen staan in de gemeente waar je samen een volmaakte eenheid zou moeten voelen.
Ezechiel schrijft dat de schapen verstrooid zijn geraakt op een dag van wolken en duisternis. Je kunt gerust zeggen dat de oorzaak van de verstrooiing en de oorzaak van het vermoeide afgematte leven is dat de kudde in zwaar weer terecht is gekomen. Stormen die zijn weerga niet kennen. En als het niet voor de Herder zou zijn zouden de schapen nooit meer bij elkaar komen, nooit meer kudde zijn, nooit meer grazen in groene weiden. Herrinnert u zich niet het plan van Satan:
Mark 14:27 NBG1951
27 En Jezus zeide tot hen: Gij zult allen aanstoot aan Mij nemen, want er staat geschreven: Ik zal de herder slaan en de schapen zullen verstrooid worden.
Mark 14:28 NBG1951
28 Maar nadat Ik zal opgewekt zijn, zal Ik u voorgaan naar Galilea.
Wat denk je dat het grootste probleem is dat we nu niet in een gebouw bij elkaar kunnen komen? Ik zeg je dat is niet je probleem, lieve broeder of zuster. Het werkelijke probleem is onze verdeeldheid. Ik kreeg weleens een vraag: Waarom ben jij de gene die altijd zo negatief en streng preekt! Althans zo sta je bij ons in de kerk bekend? Ik dacht dat het Manouk was trouwens, die ons hier geholpen heeft en van wie we zielsveel houden. Ik weet dat er meer zijn die er zo over denken.
Wel hierom. ga met me mee naar het volgende gedeelte:
1 Kings 22:1–25 NBG1951
1 Nadat men drie jaar stilgezeten had, zonder oorlog tussen Aram en Israël, 2 gebeurde het in het derde jaar, dat Josafat, de koning van Juda, tot de koning van Israël kwam. 3 En de koning van Israël zeide tot zijn dienaren: Weet gij wel, dat Ramot in Gilead aan ons behoort? En wij zijn nalatig om het uit de macht van de koning van Aram terug te nemen. 4 Tot Josafat zeide hij: Gaat gij met mij ten strijde tegen Ramot in Gilead? En Josafat zeide tot de koning van Israël: Ik ben als gij, mijn volk is als uw volk, mijn paarden zijn als uw paarden. 5 Maar Josafat zeide tot de koning van Israël: Vraag toch eerst het woord des Heren. 6 Toen riep de koning van Israël de profeten, omtrent vierhonderd man, bijeen en vroeg hun: Zal ik optrekken ten strijde tegen Ramot in Gilead of zal ik het nalaten? Zij antwoordden: Trek op; de Here zal het in de macht des konings geven. 7 Doch Josafat zeide: Is hier niet nog een profeet des Heren? Laten wij het dan door hem vragen. 8 De koning van Israël zeide tot Josafat: Er is nog één man door wie wij de Here kunnen raadplegen, maar ik haat hem, omdat hij over mij nooit iets goeds, maar alleen onheil profeteert: Micha, de zoon van Jimla. En Josafat zeide: De koning spreke niet alzo. 9 Daarop riep de koning van Israël een hoveling, en zeide: Haal dadelijk Micha, de zoon van Jimla. 10 Nu zaten de koning van Israël en Josafat, de koning van Juda, ieder op zijn troon, gekleed in staatsiegewaad, op een dorsvloer aan de ingang der poort van Samaria, terwijl al de profeten vóór hen profeteerden. 11 En Sidkia, de zoon van Kenaäna, had zich ijzeren horens gemaakt; hij zeide: Zo zegt de Here: hiermee zult gij Aram stoten totdat gij hen verdelgd hebt. 12 En al de profeten profeteerden evenzo: Trek op naar Ramot in Gilead, en gij zult voorspoed hebben; de Here zal het in de macht des konings geven. 13 De bode nu, die Micha was gaan roepen, sprak tot hem: Zie, de profeten hebben eenstemmig gunstig voor de koning gesproken; laat dan toch úw woord zijn als het woord van ieder hunner, en spreek gunstig. 14 Maar Micha zeide: Zo waar de Here leeft, voorzeker, hetgeen de Here tot mij zeggen zal, dàt zal ik spreken. 15 Toen hij bij de koning gekomen was, vroeg de koning hem: Micha, zullen wij tegen Ramot in Gilead ten strijde trekken of zullen wij het nalaten? Hij antwoordde hem: Trek op, en gij zult voorspoed hebben: de Here zal het in de macht des konings geven. 16 Maar de koning zeide tot hem: Hoe dikwijls moet ik u bezweren, dat gij tot mij slechts de waarheid spreekt in de naam des Heren? 17 Daarop zeide hij: Ik zag geheel Israël op de bergen verstrooid als schapen, die geen herder hebben, en de Here zeide: dezen hebben geen heer, een ieder kere in vrede naar zijn huis. 18 Toen sprak de koning van Israël tot Josafat: Heb ik u niet gezegd: hij profeteert over mij niets goeds, maar enkel onheil? 19 (Micha) zeide: Daarom, hoor het woord des Heren. Ik zag de Here op zijn troon zitten, terwijl het ganse heer des hemels aan zijn rechter- en aan zijn linkerhand stond. 20 En de Here zeide: wie zal Achab verleiden, zodat hij optrekt en sneuvelt te Ramot in Gilead? De een zeide dit en de ander dat. 21 Toen trad er een geest naar voren en stelde zich voor de Here en zeide: ik zal hem verleiden. De Here vroeg hem: waarmede? 22 Hij antwoordde: ik zal heengaan en een leugengeest worden in de mond van al zijn profeten. Toen zeide Hij: gij moet hem verleiden, en gij zult er ook toe in staat zijn; ga heen en doe het. 23 Nu dan, zie, de Here heeft een leugengeest gegeven in de mond van al deze profeten van u, en de Here heeft onheil over u besloten. 24 Toen trad Sidkia, de zoon van Kenaäna, toe, sloeg Micha op de kaak en zeide: Hoe zou de Geest des Heren van mij geweken zijn om tot u te spreken? 25 Maar Micha zeide: Dat zult gij zien op die dag, waarop gij van kamer tot kamer zult gaan om u te verbergen.
Voor alle duidelijkheid: Ik durf en wil me niet in de verre schaduw van deze profeet plaatsen, maar ik geef u aan dat vandaag niet anders is dan in de tijd van Koningen. Ik ben bezorgd voor alle oppervlakkigheid en nonsens die wordt gedaan en verkondigd in de kerk van vandaag. En Ik ben geroepen, het brandt in mij om daar tegen op te staan. Al worden all plaatsen voor me gesloten om te preken, al word iedereen boos, ik weet meer dan wat ook, en ik voel me gedrongen omwille van Christus die Zijn eigen bloed heeft vergoten en over ons heeft uitgestort om dit te blijven verkondigen. Dit houdt me wakker in de nacht, dat mensen met al hun lidmaatschaps papieren van welke kerk dan ook, en al hun doopbewijzen, discipelschaps-diploma’s en al hun eigen reli werken rechtstreeks de eeuwigheid ingaan zonder Christus.
1 Kings 22:1–19 NBG1951
1 Nadat men drie jaar stilgezeten had, zonder oorlog tussen Aram en Israël, 2 gebeurde het in het derde jaar, dat Josafat, de koning van Juda, tot de koning van Israël kwam. 3 En de koning van Israël zeide tot zijn dienaren: Weet gij wel, dat Ramot in Gilead aan ons behoort? En wij zijn nalatig om het uit de macht van de koning van Aram terug te nemen. 4 Tot Josafat zeide hij: Gaat gij met mij ten strijde tegen Ramot in Gilead? En Josafat zeide tot de koning van Israël: Ik ben als gij, mijn volk is als uw volk, mijn paarden zijn als uw paarden. 5 Maar Josafat zeide tot de koning van Israël: Vraag toch eerst het woord des Heren. 6 Toen riep de koning van Israël de profeten, omtrent vierhonderd man, bijeen en vroeg hun: Zal ik optrekken ten strijde tegen Ramot in Gilead of zal ik het nalaten? Zij antwoordden: Trek op; de Here zal het in de macht des konings geven. 7 Doch Josafat zeide: Is hier niet nog een profeet des Heren? Laten wij het dan door hem vragen. 8 De koning van Israël zeide tot Josafat: Er is nog één man door wie wij de Here kunnen raadplegen, maar ik haat hem, omdat hij over mij nooit iets goeds, maar alleen onheil profeteert: Micha, de zoon van Jimla. En Josafat zeide: De koning spreke niet alzo. 9 Daarop riep de koning van Israël een hoveling, en zeide: Haal dadelijk Micha, de zoon van Jimla. 10 Nu zaten de koning van Israël en Josafat, de koning van Juda, ieder op zijn troon, gekleed in staatsiegewaad, op een dorsvloer aan de ingang der poort van Samaria, terwijl al de profeten vóór hen profeteerden. 11 En Sidkia, de zoon van Kenaäna, had zich ijzeren horens gemaakt; hij zeide: Zo zegt de Here: hiermee zult gij Aram stoten totdat gij hen verdelgd hebt. 12 En al de profeten profeteerden evenzo: Trek op naar Ramot in Gilead, en gij zult voorspoed hebben; de Here zal het in de macht des konings geven. 13 De bode nu, die Micha was gaan roepen, sprak tot hem: Zie, de profeten hebben eenstemmig gunstig voor de koning gesproken; laat dan toch úw woord zijn als het woord van ieder hunner, en spreek gunstig. 14 Maar Micha zeide: Zo waar de Here leeft, voorzeker, hetgeen de Here tot mij zeggen zal, dàt zal ik spreken. 15 Toen hij bij de koning gekomen was, vroeg de koning hem: Micha, zullen wij tegen Ramot in Gilead ten strijde trekken of zullen wij het nalaten? Hij antwoordde hem: Trek op, en gij zult voorspoed hebben: de Here zal het in de macht des konings geven. 16 Maar de koning zeide tot hem: Hoe dikwijls moet ik u bezweren, dat gij tot mij slechts de waarheid spreekt in de naam des Heren? 17 Daarop zeide hij: Ik zag geheel Israël op de bergen verstrooid als schapen, die geen herder hebben, en de Here zeide: dezen hebben geen heer, een ieder kere in vrede naar zijn huis. 18 Toen sprak de koning van Israël tot Josafat: Heb ik u niet gezegd: hij profeteert over mij niets goeds, maar enkel onheil? 19 (Micha) zeide: Daarom, hoor het woord des Heren. Ik zag de Here op zijn troon zitten, terwijl het ganse heer des hemels aan zijn rechter- en aan zijn linkerhand stond.
Al zijn er vierhonderd boodschappers die tegen me preken, ik weet dat dit is wat de Heere op mijn hart heeft gedrukt. Vriendschap met de wereld is vijandschap met God. Wereldzin is vijandschap met God. Heb de wereld niet lief!() ( )
1 John 4:15 NBG1951
15 Al wie belijdt, dat Jezus de Zoon van God is – God blijft in hem en hij in God.
James 4:4 NBG1951
4 Overspeligen, weet gij niet, dat de vriendschap met de wereld vijandschap tegen God is? Wie dus een vriend der wereld wil zijn, wordt metterdaad een vijand van God.
James 4:4 NBG1951
4 Overspeligen, weet gij niet, dat de vriendschap met de wereld vijandschap tegen God is? Wie dus een vriend der wereld wil zijn, wordt metterdaad een vijand van God.
John 1:15 NBG1951
15 Johannes heeft van Hem getuigd en heeft geroepen, zeggende: Deze was het, van wie ik zeide: Die na mij komt, is vóór mij geweest, want Hij was eer dan ik.
1 John 2:15 NBG1951
15 Hebt de wereld niet lief en hetgeen in de wereld is. Indien iemand de wereld liefheeft, de liefde des Vaders is niet in hem.
De kerken en gemeenten vandaag aan de dag zijn vaak drukker met het bezighouden en tevreden houden van de wereld in de kerk dan de schapen te voeden met het voedsel voor de ziel dat God ons geven wil.
Welnu: AlsGod ons uit deze drek heeft geroepen waarvan Handelingen schrijft en Paulus schrijft dan moeten we daar toch gehoor aan geven?
Acts 26:16–19 NBG1951
16 Maar richt u op en sta op uw voeten; want hiertoe ben Ik u verschenen om u aan te wijzen als dienaar en getuige daarvan, dat gij Mij gezien hebt en dat Ik aan u verschijnen zal, 17 u verkiezende uit dit volk en de heidenen, waarheen Ik u zend, 18 om hun ogen te openen ter bekering uit de duisternis tot het licht en van de macht van de satan tot God, opdat zij vergeving van zonden en een erfdeel onder de geheiligden zouden ontvangen door het geloof in Mij. 19 Daarom, koning Agrippa, ben ik dat hemelse gezicht niet ongehoorzaam geweest,
Snapt u dat ik niet anders kan, maar u ook niet! God heeft ons geroepen om Hem te aanbidden in Geest en Waarheid.
Acts 26:18 NBG1951
18 om hun ogen te openen ter bekering uit de duisternis tot het licht en van de macht van de satan tot God, opdat zij vergeving van zonden en een erfdeel onder de geheiligden zouden ontvangen door het geloof in Mij.
Acts 26:18 NBG1951
18 om hun ogen te openen ter bekering uit de duisternis tot het licht en van de macht van de satan tot God, opdat zij vergeving van zonden en een erfdeel onder de geheiligden zouden ontvangen door het geloof in Mij.
Colossians 1:13 NBG1951
13 Hij heeft ons verlost uit de macht der duisternis en overgebracht in het Koninkrijk van de Zoon zijner liefde,
Herinnert u zich die arts van Artsen zonder grenzen: Arjan Erkel. dik 600 dagen gegijzeld geweest in Dagestan. Deze man heeft dingen meegemaakt waarvan hij niet kan spreken. De nachtmerrries en angsten die hij wellicht tot op de dag van vandaag heeft. de trauma’s en gruwelen zijn onvoorstelbaar groot. Stel je voor dat op de dag van zijn bevrijding, hij had gezegd ik ga terug en blijf daar vrijwillig Ik laat me vrijwillig vastzetten en mishandelen en gijzelen. Dan zouden we hem voor gek verklaren. We zullen hem tegen zijn wil meenemen en in een inrichting zetten ter bescherming van hemzelf. Dat is wat er in de kerk vaak gebeurd. We laten ons gewillig knechten door de boze, door zonde te verheerlijken en een plaats in ons leven en in de kerk te geven. En we vragen ons mettertijd af waarom we niet vrij zijn zoals God het bedoeld heeft. Lieve mensen wordt wakker! bekeer je en ga terug naar de oude paden!
Jeremiah 6:16 NBG1951
16 Zo zegt de Here: Gaat staan aan de wegen, en ziet en vraagt naar de oude paden, waar toch de goede weg is, opdat gij die gaat en rust vindt voor uw ziel; maar zij zeggen: Wij willen die niet gaan.
Er is een manier om vrij te zijn, er is een manier waarop de kerk haar kracht terug krijgt! Er is een manier waarop we wederom betekenis krijgen in ons land en in de wereld. zoals de eerste gemeente! Terug naar de oude paden. We hoeven geen nieuwe methoden te ontwikkelen. We moeten geloof ontwikkelen dat God zelf zal spreken door Zijn Woord! Dat we ons bekeren van het ter verantwoording roepen van God en tegen het gezag van het woord ingaan. Dat we ons predikers verzamelen die ons door de Heere gegeven worden, en geen sprekers die graag op een podium staan, of het nu voor de verkondiging van Gods Woord is of het leiden van de lokale bonte avond. En datzelfde geld voor die mensen die zangleiders zijn. We hebben teveel mensen op die positie die alleen maar daar zijn omdat ze nog niet ergens anders doorgebroken zijn. We zien het vaak gebeuren. ook onder muzikanten. Christelijk begonnen en daarna hun vleugels willen uitspreiden in de wereld.
De enige manier om die rust voor onze ziel te vinden is als we teruggaan naar authentiek christendom, de oude paden, daar- en dat beloofd God- zul je rust vinden voor je ziel. Jezus zegt precies het zelfde in wanneer zegt Jezus dit? toen er drie steden waren die tot dat moment niet bereid waren boete te doen en zich te bekeren! (Matt 11:20-21)
De enige manier om die rust voor onze ziel te vinden is als we teruggaan naar authentiek christendom, de oude paden, daar- en dat beloofd God- zul je rust vinden voor je ziel.
Matthew 11:28–30 NBG1951
28 Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven; 29 neemt mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart, en gij zult rust vinden voor uw zielen; 30 want mijn juk is zacht en mijn last is licht.
De oplossing voor ziele rust, werkelijke zielenrust is dit: Bekeer je tot Hem , neemt Zijn juk op u! Dat wil zeggen: Ga Bij Jezus in de leer. Gooi al die verachtelijke troep van de Joice meyers en Joel Osteens en andere prosperity leer in de vuilnisbak, gooi alle reli rommel op een hoop en verbrand ze zoals in Handelingen 19 gebeurde.( ) Leer van Jezus en enkel van Jezus.
Laten we als een volk op de knieen gaan en onze zonden belijden, onze lauwheid belijden. En dan ook daadwerkelijk ons als kerk als gemeente bekeren! Stoppen met doorgaan op deze heilloze weg en direct actie ondernemen en teruggaan naar die oude paden. Laten we de modderige paden van de zonde in het dal van de duisternis achterlaten en ons omhoog begeven op de berg van het heil.( ) Dan Zal God uit de Hemel horen en ons land herstellen! Werp je op de Genade van de Heer, want meer dan dat hebben we niet! De Heere heeft ons geroepen niet tot onreinheid maar in heiliging ( ) En zonder die Heiliging zullen we de Heere niet zien! ().
Jeremiah 17 NBG1951
1 De zonde van Juda staat geschreven met ijzeren stift, gegrift met diamanten spits in de tafel van hun hart en in de hoornen van hun altaren, 2 als een gedenkteken tegen hen in hun gewijde palen onder elke groene boom en op de hoge heuvels, 3 de bergen in het veld. Uw vermogen, al uw schatten zal Ik ten buit geven zonder prijs, om de zonde in uw gehele gebied, 4 en gij zult uw hand moeten losmaken van het erfdeel dat Ik u gegeven had, en Ik zal u uw vijanden doen dienen in een land dat gij niet kent, want gij hebt een vuur ontstoken in mijn toorn, dat aldoor zal branden. 5 Zo zegt de Here: Vervloekt is de man die op een mens vertrouwt en vlees tot zijn arm stelt, wiens hart van de Here wijkt; 6 hij toch zal zijn als een kale struik in de steppe, die het niet merkt, als er iets goeds komt, maar staat in dorre oorden in de woestijn, een ziltachtig, onbewoond land. 7 Gezegend is de man die op de Here vertrouwt, wiens betrouwen de Here is; 8 hij toch zal zijn als een boom, aan het water geplant, die zijn wortels tot aan een beek uitslaat, en het niet merkt, als er hitte komt, maar welks loof groen blijft, die in een jaar van droogte geen zorg heeft en niet nalaat vrucht te dragen. 9 Arglistig is het hart boven alles, ja, verderfelijk is het; wie kan het kennen? 10 Ik, de Here, doorgrond het hart en toets de nieren, en dat, om aan een ieder te geven naar zijn wegen, naar de vrucht zijner daden. 11 Een veldhoen, dat eieren uitbroedt, die het niet gelegd heeft, zó is wie zich rijkdom verwerft, maar op onrechtmatige wijze; op de helft zijner dagen zal hij die moeten achterlaten, en bij zijn einde zal hij een dwaas zijn. 12 Troon der heerlijkheid, van ouds verheven, plaats van ons heiligdom, 13 hope Israëls, Here, allen die U verlaten, zullen beschaamd worden; wie afwijken, zullen in de aarde geschreven worden, omdat zij de bron van levend water, de Here, verlieten. 14 Genees mij, Here, dan zal ik genezen zijn; help mij, dan zal ik geholpen zijn, want Gij zijt mijn lof. 15 Zie, zij zeggen tot mij: Waar blijft het woord des Heren? Laat het toch komen! 16 Ik echter heb bij U niet op rampspoed aangedrongen, de onheilsdag heb ik niet begeerd, Gij weet het, wat van mijn lippen uitging, was U bekend. 17 Word mij niet tot verschrikking, Gij zijt mijn toevlucht ten dage van rampspoed. 18 Laten mijn vervolgers beschaamd worden, maar laat ik niet beschaamd worden; laten zij verschrikt worden, maar laat ik niet verschrikt worden. Breng over hen de dag van rampspoed, verbreek hen met een dubbele verbreking! 19 De Here zeide tot mij aldus: Ga staan in de poort van de kinderen des volks, waardoor de koningen van Juda ingaan en uitgaan, en in al de poorten van Jeruzalem, en zeg tot hen: 20 Hoort het woord des Heren, gij koningen van Juda en geheel Juda en al gij inwoners van Jeruzalem, die door deze poorten binnenkomt; 21 zo zegt de Here: Hoedt u ervoor, om uws levens wil, dat gij op de sabbatdag geen last draagt en door de poorten van Jeruzalem binnenbrengt. 22 Ook zult gij op de sabbatdag geen last naar buiten brengen uit uw huizen of enigerlei werk doen; gij zult de sabbatdag heiligen, gelijk Ik aan uw vaderen geboden heb. 23 Doch zij hebben niet gehoord, noch hun oor geneigd, maar zij hebben hun nek verhard in plaats van gehoor te geven en zich te laten gezeggen. 24 Indien gij echter wèl naar Mij hoort, luidt het woord des Heren, en op de sabbatdag geen last door de poorten van deze stad binnenbrengt, maar de sabbatdag heiligt, door daarop generlei werk te doen, 25 dan zullen door de poorten van deze stad koningen en vorsten, die op de troon van David zitten, binnenkomen, rijdende op wagens en op paarden, zij en hun vorsten, de mannen van Juda en de inwoners van Jeruzalem, en zal deze stad blijven bestaan voor immer. 26 Dan zal men komen uit de steden van Juda en de omstreken van Jeruzalem, uit het land van Benjamin en uit de Laagte, van het Gebergte en uit het Zuiderland, en brengen brandoffer, slachtoffer, spijsoffer en wierook, en ook brengen lofoffer in het huis des Heren. 27 Maar indien gij niet naar Mij hoort om de sabbatdag te heiligen en op de sabbatdag geen last te dragen en binnen te komen door de poorten van Jeruzalem, dan zal Ik een vuur ontsteken in zijn poorten, dat de paleizen van Jeruzalem zal verteren zonder te worden geblust.
1 Thessalonians 4:7 NBG1951
7 Want God heeft ons niet geroepen tot onreinheid, maar in heiliging.
Laat me afsluiten met een stukje uit het Woord van God uit ( )
1 Thessalonians 5:16–28 NBG1951
16 Verblijdt u te allen tijde, 17 bidt zonder ophouden, 18 dankt onder alles, want dat is de wil Gods in Christus Jezus ten opzichte van u. 19 Dooft de Geest niet uit, 20 veracht de profetieën niet, 21 maar toetst alles en behoudt het goede. 22 Onthoudt u van alle soort van kwaad. 23 En Hij, de God des vredes, heilige u geheel en al, en geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij de komst van onze Here Jezus Christus blijken in allen dele onberispelijk bewaard te zijn. 24 Die u roept, is getrouw; Hij zal het ook doen. 25 Broeders, bidt [ook] voor ons. 26 Groet al de broeders met een heilige kus. 27 Ik bezweer u bij de Here, dat deze brief aan alle broeders voorgelezen worde. 28 De genade van onze Here Jezus Christus zij met u.
Amen
Waartoe zijn we geroepen?
De Kerk heeft 3 hoofddoelen die alle 3 even belangrijk zijn, omdat ze door de Heer ingesteld zijn. De Heere heeft zelf gezegd Dat Hij zijn kerk zou bouwen, niet wij!() God vraagt van ons het geloof en het vertrouwen dat Hij de gemeente (Ecclesia) zal bouwen . Lucas leert ons in Zijn boek Handelingen heel duidelijk dat De Heere zielen toevoegt aan de kring die behouden worden ( ). Dat is een andere kring dan die zich aanmelden in de kerk! Het moge duidelijk zijn dat er in de kerk zielen zijn waarvan de apostel Johannes ons zegt:
1 John 2:19 NBG1951
19 Zij zijn van ons uitgegaan, maar zij waren uit ons niet; want indien zij uit ons geweest waren, zouden zij bij ons gebleven zijn: maar aan hen moest openbaar worden, dat niet allen uit ons zijn.
Er wordt veel gesproken over backsliding in de kerk, maar er moet duidelijk gesteld worden dat als iemand leeft als de wereld, en denk als de wereld en praat als de wereld en handelt als de wereld, Hij van de wereld is. Lieve broeders en zusters er is niet zoiets als vleselijk christendom. Waarbij je kan leven als de duivel en toch een kind van God blijft… Waarachtige bekering brengt duidelijke verandering in mensenlevens.()
1 Corinthians 6:10–11 NBG1951
10 Dwaalt niet! Hoereerders, afgodendienaars, overspelers, schandjongens, knapenschenders, dieven, geldgierigen, dronkaards, lasteraars of oplichters, zullen het Koninkrijk Gods niet beërven. 11 En sommigen uwer zijn dat geweest. Maar gij hebt u laten afwassen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt gerechtvaardigd door de naam van de Here Jezus Christus en door de Geest van onze God.
1 Corinthians 6:11 NBG1951
11 En sommigen uwer zijn dat geweest. Maar gij hebt u laten afwassen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt gerechtvaardigd door de naam van de Here Jezus Christus en door de Geest van onze God.
Laten we naar die 3 hoofddoelen kijken
1)Onze bediening ten opzichte van God: Aanbidding:
1)Onze bediening ten opzichte van God: Aanbidding:
Om het eerste misverstand maar meteen van tafel te vegen: Aanbidding is niet alleen maar wat in de kerk gebeurd met 3 liederen voor de preek. Sterker nog, aanbidding is veel meer dan muziek alleen. Het is waar dat men met muziek God kan aanbidden, maar het is slechts een instrument om God mee te aanbidden.
Het eerste doel waar we naar kijken vandaag is Aanbidding. Aanbidding is een uiting van wat er in je leeft. Namelijk ontzag en eerbied voor God.
Aanbidding kan verschillende vormen aannemen.Aanbidding in het OT was bijvoorbeeld anders dan aanbidding in het nieuwe testament. Abraham leidde een leven vol aanbidding door bijvoorbeeld steeds altaren te bouwen en God te offeren. In Mozes tijd was de tabernakel een draagbare plaats van aanbidding, en later werd er aanbeden in Jeruzalem in de tempels die door Salomo en Herodes gebouwd werden. Nu staat volgens de Heere Jezus aanbidding vrij overal te doen. Niet langer aan plaatsen gebonden. () Maar de manier waarop, dat is van groot belang. ().
John 4:21 NBG1951
21 Jezus zeide tot haar: Geloof Mij, vrouw, de ure komt, dat gij noch op deze berg, noch te Jeruzalem de Vader zult aanbidden.
John 4:23 NBG1951
23 maar de ure komt en is nu, dat de waarachtige aanbidders de Vader aanbidden zullen in geest en in waarheid; want de Vader zoekt zulke aanbidders;
De Vader zoekt zulke aanbidders, zie je dat? Wat heeft Hij in jouw leven gevonden? Aanbidt jij de Heere in Geest en waarheid?
Kijk eens wat er in Efeze staat:
Kijk eens wat er in Efeze staat:
Ephesians 1:11–12 NBG1951
11 in Hem, in wie wij ook het erfdeel ontvangen hebben, waartoe wij tevoren bestemd waren krachtens het voornemen van Hem, die in alles werkt naar de raad van zijn wil, 12 opdat wij zouden zijn tot lof zijner heerlijkheid, wij, die reeds tevoren onze hoop op Christus hadden gebouwd.
Ephesians 1:12 NBG1951
12 opdat wij zouden zijn tot lof zijner heerlijkheid, wij, die reeds tevoren onze hoop op Christus hadden gebouwd.
God heeft ons voorbestemd om te leven voor Zijn eer en Glorie. Hem te eren ons doel. God roept ons op ons leven zo in te richten dat alles wat wij doen is om Hem te eren. niet om onzself te verhogen of presenteren, niet om onze verlangens achterna te gaan, maar Hem te eren en verheerlijken. Wij zijn niet meer van onszelf en leven niet meer voor onszelf. We leven voor de Heer.
Romans 14:8 NBG1951
8 want als wij leven, het is voor de Here, en als wij sterven, het is voor de Here. Hetzij wij dan leven, hetzij wij sterven, wij zijn des Heren.
1 Corinthians 10:31 NBG1951
31 Of gij dus eet of drinkt, of wat ook doet, doet het alles ter ere Gods.
In vinden we een voorbeeld van hoe ware aanbidding eruitziet
Isaiah 6:1–8 NBG1951
1 In het sterfjaar van koning Uzzia zag ik de Here zitten op een hoge en verheven troon en zijn zomen vulden de tempel. 2 Serafs stonden boven Hem; ieder had zes vleugels: met twee bedekte hij zijn aangezicht, met twee bedekte hij zijn voeten en met twee vloog hij. 3 En de een riep de ander toe: Heilig, heilig, heilig is de Here der heerscharen, de ganse aarde is van zijn heerlijkheid vol. 4 En de dorpelposten beefden van het luide roepen en het huis werd vervuld met rook. 5 Toen zeide ik: Wee mij, ik ga ten onder, want ik ben een man, onrein van lippen, en woon te midden van een volk, dat onrein van lippen is, – en mijn ogen hebben de Koning, de Here der heerscharen, gezien. 6 Maar één der serafs vloog naar mij toe met een gloeiende kool, die hij met een tang van het altaar genomen had; 7 hij raakte mijn mond daarmede aan en zeide: Zie, deze heeft uw lippen aangeraakt; nu is uw ongerechtigheid geweken en uw zonde verzoend. 8 Daarop hoorde ik de stem des Heren, die zeide: Wie zal Ik zenden en wie zal voor Ons gaan? En ik zeide: Hier ben ik, zend mij.
Isaiah 5:1–6 NBG1951
1 Ik wil van mijn geliefde zingen, het lied van mijn beminde over zijn wijngaard. Mijn geliefde had een wijngaard op een vruchtbare heuvel; 2 hij spitte hem om, zuiverde hem van stenen, beplantte hem met edele wijnstokken, bouwde daarin een toren en hieuw ook een perskuip daarin uit. En hij verwachtte, dat de wijngaard goede druiven zou voortbrengen, maar hij bracht wilde druiven voort. 3 Nu dan, inwoners van Jeruzalem en mannen van Juda, spreekt toch recht tussen Mij en mijn wijngaard. 4 Wat was er nog aan mijn wijngaard te doen, dat Ik er niet aan gedaan heb? Waarom verwachtte Ik, dat hij goede druiven zou voortbrengen, en bracht hij wilde druiven voort? 5 Nu dan, Ik wil u doen weten, wat Ik met mijn wijngaard ga doen: zijn doornhaag wegnemen, opdat hij verwoest worde; zijn muur doorbreken, opdat hij vertrapt worde; 6 Ik zal hem tot een wildernis maken, hij zal gesnoeid noch behakt worden, zodat er dorens en distels opschieten; en Ik zal de wolken gebieden, dat zij op hem geen regen doen vallen.
Ware aanbidding begint bij een ware visie op de Levende God
We leren hoe we God kunnen en mogen aanbidden vanuit Gods Woord; de Bijbel. Je kunt als het over aanbidding gaan niet freewheelen.De Norm voor ware aanbidding is Gods woord, dat is het gevolg van wanneer we zeggen: Sola Scriptura. Dat de schrift de norm is voor onze aanbidding.
Jesaja zag de Here zitten hoog verheven en een grote en ontzagwekkende God. Hij had een visioen van de Enige ware en Levende God. En als we God willen aanbidden zoals Hij dat wil, moeten we God ook zien zoals Hij is. De juiste aanbidding begint met een juiste visie van de Enige ware en levende God!
God op Zijn troon laat ons zien dat God regeert; dat Hij de heerschappij heeft. Hij Regeert en is Rechter. Het toont ons Gods macht en rechtvaardigheid.
Maar Jesaja ziet meer: vers 2 vertelt ons dat er boven Hme serafs waren met 6 vleugels waarvan er twee het gezicht bedekte. Serafims zijn brandende of schijnende wezens. Zij konden niet in Gods gezicht kijken ze wisten in Wiens nabijheid ze waren. Deze serafs roepen elkaar toe Hoe God is: Heilig Heilig Heilig is de Heere van de Legermachten, en heel de aarde is vol van zijn Heerlijkheid. De Belijdenis was zo krachtig en luid dat het bulderde en de drempels van de tempel schudden en de tempel vulde zich met rook.
Dit is wat je moet weten over de Hebreeuwse taal: Er zijn geen uitroeptekens! ALs je iets wilt benadrukken dan herhaal je dat twee of drie keer. Heilig Heilig Heilig of Voorwaar voorwaar… Hiermee maak je een punt.
Neem bijvoorbeeld waar iemand in een put put valt volgens de grondtekst. Het is een ding om in een put te vallen maar in een put put vallen is nog een heel ander verhaal. Het laat zien dat het over een grote diepe put ging.
Genesis 14:10 NBG1951
10 Het dal Siddim nu was vol asfaltputten. Toen de koning van Sodom en die van Gomorra vluchtten, vielen zij daarin, en de overgeblevenen vluchtten naar het gebergte.
De Serafs die God Heiligheid beroepen, maken daarmee duidelijk dat Hij enig is in Zijn soort.
Ware aanbidding leid tot zonde belijdenis
Kijk eens naar Jesaja
Isaiah 6:5 NBG1951
5 Toen zeide ik: Wee mij, ik ga ten onder, want ik ben een man, onrein van lippen, en woon te midden van een volk, dat onrein van lippen is, – en mijn ogen hebben de Koning, de Here der heerscharen, gezien.
Jesaja was ontdaan toen Hij de Levende God had gezien in al Zijn Heiligheid en rechtvaardigheid en Almacht! Hij leerde de majesteit van Gods natuur kennen en werd geconfronteerd met zijn natuur, met wie hijzelf was en zag daardoor zijn zondige aard. Hij kon zichzelf als niets anders zien dan totaal verdorven en gedoemd tot sterven. Als wij in ons leven van aanbidding niet God ontmoeten zullen we ook nooit onszelf zien zoals God ons ziet; zoals wij werkelijk zijn.
van de man die in aanbidding leefde. David: O God wees mij genadig
Psalm 51 NBG1951
1 Voor de koorleider. Een psalm van David, 2 toen de profeet Natan bij hem gekomen was, nadat hij tot Batseba was gekomen. 3 Wees mij genadig, o God, naar uw goedertierenheid, delg mijn overtredingen uit naar uw grote barmhartigheid; 4 was mij geheel van mijn ongerechtigheid, reinig mij van mijn zonde. 5 Want ik ken mijn overtredingen, mijn zonde staat bestendig vóór mij. 6 Tegen U, U alleen, heb ik gezondigd, en gedaan wat kwaad is in uw ogen, opdat Gij rechtvaardig blijkt in uw uitspraak, zuiver in uw gericht. 7 Zie, in ongerechtigheid ben ik geboren, in zonde heeft mijn moeder mij ontvangen. 8 Zie, Gij wilt waarheid in het verborgene, in het geheim maakt Gij mij wijsheid bekend. 9 Ontzondig mij met hysop, dan ben ik rein, was mij, dan ben ik witter dan sneeuw; 10 doe mij blijdschap en vreugde horen, laat het gebeente dat Gij verbrijzeld hebt, weer jubelen. 11 Verberg uw aangezicht voor mijn zonden, delg al mijn ongerechtigheden uit. 12 Schep mij een rein hart, o God, en vernieuw in mijn binnenste een vaste geest; 13 verwerp mij niet van uw aangezicht, en neem uw heilige Geest niet van mij; 14 hergeef mij de blijdschap over uw heil, en laat een gewillige geest mij schragen. 15 Dan zal ik overtreders uw wegen leren, opdat zondaars zich tot U bekeren. 16 Red mij van bloedschuld, o God, God mijns heils, laat mijn tong over uw gerechtigheid jubelen; 17 Here, open mijn lippen, opdat mijn mond uw lof verkondige. 18 Want Gij hebt geen behagen in slachtoffers, dat ik die brengen zou; aan brandoffers hebt Gij geen welgevallen. 19 De offeranden Gods zijn een verbroken geest; een verbroken en verbrijzeld hart veracht Gij niet, o God. 20 Doe wèl aan Sion naar uw welbehagen, bouw de muren van Jeruzalem. 21 Dan zult Gij behagen hebben in offers naar de eis, brandoffers in hun geheel gebracht; dan zal men stieren op uw altaar offeren.
Psalm 51:1–4 NBG1951
3 Wees mij genadig, o God, naar uw goedertierenheid, delg mijn overtredingen uit naar uw grote barmhartigheid; 4 was mij geheel van mijn ongerechtigheid, reinig mij van mijn zonde. 5 Want ik ken mijn overtredingen, mijn zonde staat bestendig vóór mij. 6 Tegen U, U alleen, heb ik gezondigd, en gedaan wat kwaad is in uw ogen, opdat Gij rechtvaardig blijkt in uw uitspraak, zuiver in uw gericht.
Psalm 1–4 NBG1951
1 Welzalig de man die niet wandelt in de raad der goddelozen, die niet staat op de weg der zondaars, noch zit in de kring der spotters; 2 maar aan des Heren wet zijn welgevallen heeft, en diens wet overpeinst bij dag en bij nacht. 3 Want hij is als een boom, geplant aan waterstromen, die zijn vrucht geeft op zijn tijd, welks loof niet verwelkt; – al wat hij onderneemt, gelukt. 4 Niet alzo de goddelozen: die toch zijn als kaf dat de wind verstrooit. 5 Daarom houden de goddelozen geen stand in het gericht, noch de zondaars in de vergadering der rechtvaardigen, 6 want de Here kent de weg der rechtvaardigen, maar de weg der goddelozen vergaat. 1 Waarom woelen de volken en zinnen de natiën op ijdelheid? 2 De koningen der aarde scharen zich in slagorde en de machthebbers spannen samen tegen de Here en zijn gezalfde: 3 Laat ons hun banden verscheuren en hun touwen van ons werpen! 4 Die in de hemel zetelt, lacht; de Here spot met hen. 5 Dan spreekt Hij tot hen in zijn toorn, en verschrikt hen in zijn gramschap: 6 Ik heb immers mijn koning gesteld over Sion, mijn heilige berg. 7 Ik wil gewagen van het besluit des Heren: Hij sprak tot mij: Mijn zoon zijt gij; Ik heb u heden verwekt. 8 Vraag Mij en Ik zal volken geven tot uw erfdeel, de einden der aarde tot uw bezit. 9 Gij zult hen verpletteren met een ijzeren knots, hen stukslaan als pottenbakkerswerk. 10 Nu dan, gij koningen, weest verstandig, laat u gezeggen, gij richters der aarde. 11 Dient de Here met vreze en verheugt u met beving. 12 Kust de zoon, opdat hij niet toorne en gij onderweg niet te gronde gaat, want zeer licht ontbrandt zijn toorn. Welzalig allen die bij Hem schuilen! 1 Een psalm van David, toen hij vluchtte voor zijn zoon Absalom. 2 O Here, hoe talrijk zijn mijn tegenstanders; velen staan tegen mij op; 3 velen zeggen van mij: Hij vindt geen hulp bij God. sela 4 Maar Gij, Here, zijt een schild dat mij dekt, mijn eer, en die mijn hoofd opheft. 5 Als ik luide roep tot de Here, antwoordt Hij mij van zijn heilige berg. sela 6 Ik legde mij neder en sliep; ik ontwaakte, want de Here schraagt mij. 7 Ik vrees niet voor tienduizenden van volk, die zich rondom tegen mij stellen. 8 Sta op, Here, verlos mij, mijn God! Ja, Gij hebt al mijn vijanden op de kaak geslagen, en de tanden der goddelozen verbrijzeld. 9 De verlossing is van de Here, uw zegen zij over uw volk. sela 1 Voor de koorleider. Bij snarenspel. Een psalm van David. 2 Als ik roep, antwoord mij, o God mijner gerechtigheid, die mij ruimte maakt in benauwdheid; wees mij genadig en hoor mijn gebed. 3 Gij mannen, hoelang is mijn eer tot versmading, hoelang hebt gij ijdelheid lief, jaagt gij de leugen na? sela 4 Weet toch, dat de Here Zich een gunstgenoot heeft afgezonderd; de Here hoort, als ik tot Hem roep. 5 Weest toornig, maar zondigt niet; spreekt in uw hart op uw leger, en zwijgt. sela 6 Brengt offers naar de eis en vertrouwt op de Here. 7 Velen zeggen: Wie zal ons het goede doen zien? verhef over ons het licht uws aanschijns, o Here! 8 Gij hebt meer vreugde in mijn hart gegeven dan toen hun koren en most overvloedig waren. 9 In vrede kan ik mij te ruste begeven en aanstonds inslapen, want Gij alleen, o Here, doet mij veilig wonen.
Iedere ouder kent toch het verschil tussen een kind dat oprecht spijt heeft van iets dat hij gedaan heeft of als hij zich er snel en gemakkelijk vanaf wil maken met een vluchtige sorrie, om alleen maar zijn straf te ontlopen. Wat Jesaja hier ervoer was ware overtuiging en berouw en bekering.Wij moeten allen op dat punt komen. Er is een diepe vertroosting vanuit Gods woord voor wie werkelijk verbroken is over zijn zonden:
Psalm 51:16–19 NBG1951
18 Want Gij hebt geen behagen in slachtoffers, dat ik die brengen zou; aan brandoffers hebt Gij geen welgevallen. 19 De offeranden Gods zijn een verbroken geest; een verbroken en verbrijzeld hart veracht Gij niet, o God. 20 Doe wèl aan Sion naar uw welbehagen, bouw de muren van Jeruzalem. 21 Dan zult Gij behagen hebben in offers naar de eis, brandoffers in hun geheel gebracht; dan zal men stieren op uw altaar offeren.
Psalm 51:19 NBG1951
21 Dan zult Gij behagen hebben in offers naar de eis, brandoffers in hun geheel gebracht; dan zal men stieren op uw altaar offeren.
Ware aanbidding leidt tot verkondiging van het Evangelie
wanneer we naar kijken zien we het volgende:
Isaiah 6:6–7 NBG1951
6 Maar één der serafs vloog naar mij toe met een gloeiende kool, die hij met een tang van het altaar genomen had; 7 hij raakte mijn mond daarmede aan en zeide: Zie, deze heeft uw lippen aangeraakt; nu is uw ongerechtigheid geweken en uw zonde verzoend.
Isaiah 6:5–6 NBG1951
5 Toen zeide ik: Wee mij, ik ga ten onder, want ik ben een man, onrein van lippen, en woon te midden van een volk, dat onrein van lippen is, – en mijn ogen hebben de Koning, de Here der heerscharen, gezien. 6 Maar één der serafs vloog naar mij toe met een gloeiende kool, die hij met een tang van het altaar genomen had;
Ware aanbidding zorgt altijd dat er van het goede nieuws het evangelie kan worden getuigd. Dat de grote daden Gods verkondigd worden. Wat is het heerlijk als je kunt getuigen dat al je zonde verzoend is. Dat Jezus betaald heeft en er geen schuld meer is. Vrijgekocht en vanuit vijandschap overgeplaats in vriendschap, en wat meer is de positie van het zoonschap gekregen.,
Romans 8:15 NBG1951
15 Want gij hebt niet ontvangen een geest van slavernij om opnieuw te vrezen, maar gij hebt ontvangen de Geest van het zoonschap, door welke wij roepen: Abba, Vader.
Romans 8:23 NBG1951
23 En niet alleen zij, maar ook wij zelf, [wij,] die de Geest als eerste gave ontvangen hebben, zuchten bij onszelf in de verwachting van het zoonschap: de verlossing van ons lichaam.
In Jesaja 6:6-7 zien we dat onze verlossing een Heerlijk werk is van God.Hij was oog in oog gebracht met zijn zonde en nu beseft Jesaja dat het alles Gods werk en Genade is dat Hij gekregen heeft.
Ware aanbidding verkondigd altijd het goede nieuws van wat God gedaan heeft in het leven van de mens. Het verkondigd het werk van de Heere Jezus Christus en het plaatst het kruis van Jezus in het middelpunt! Met Paulus zeggen Ik roem in het kruis van Christus door wie de wereld mij gekruisigd is en ik voor de wereld. ()
Ware aanbidding vereist een antwoord of reactie:
Isaiah 6:8 NBG1951
8 Daarop hoorde ik de stem des Heren, die zeide: Wie zal Ik zenden en wie zal voor Ons gaan? En ik zeide: Hier ben ik, zend mij.
Wanneer we Jesaja lezen zien we wat er gebeurd: Hij geeft zich volledig om God te dienen en het woord te verkondigen. Hier ben ik Heere: Neem mij vorm mij kneed mij vul mij zend mij! Is dat ook uw en jouw gebed? of zien we dat werk voor de Heer als een taak voor iemand anders. Is dit het gebed van je hart? Ben je bereidwillig om te gaan? Om je leven te geven als levend en Heilig en Gode welgevallig offer! Hij wil je onverdeelde toewijding. God heeft recht op je onverdeelde toewijding en niets minder dan dat.
Dit is de taak voor de kerk: Aanbidding, en laten we alsjeblieft begrijpen dat dit meer is dan de liederen die we zingen; het omvat ons hele leven, zoals Christus het leven is van de leden van de gemeente, van de eruit geroepenen.
2) Onze bediening ten opzichte van de wereld: Evangelisatie en Barmhartigheid.
Als tweede punt hebben we een bediening ten opzichte van de wereld. Evangelisatie en barmhartigheid.
1 Peter 2:9–10 NBG1951
9 Gij echter zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, een volk (Gode) ten eigendom, om de grote daden te verkondigen van Hem, die u uit de duisternis geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht: 10 u, eens niet zijn volk, nu echter Gods volk, eens zonder ontferming, nu in zijn ontferming aangenomen.
De gelovigen of Heiligen zoals de Bijbel de ware gelovigen noemt, zijn het uitgekozen geslacht om de grote daden te verkondigen van Hem die ons uit de duisternis geroepen heeft. Zwel aanbidding van God als geestelijke groei als evangelisatie en barmhartigheid zijn gelijke bedieningen, we kunnen niet eentje kiezen en de rest verwaarlozen of 2 goed doen en een minder. Dit is ons doel! Hiervoor leef je. Je bent hier niet voor carriere en je huis en twee auto’s. Je bent hier niet voor vakantie en wereldreizen. Je bent hier niet voor een toeleven naar je pensioen, je bent hier voor Hem, dienstbaar te zijn aan Hem is je hoogte roeping! Ja je enige roeping! Wandel je daarin?
De eerste en voornaamste roeping die we hebben naar de mensen van de wereld is de verkondiging van het evangelie en het maken van Discipelen; leerlingen van Jezus.
Matthew 28:19 NBG1951
19 Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb.
We mogen nooit evangelisatie verwarren met werken van barmhartigheid. Maar tegelijkertijd kunnen we niet evangeliseren zonder die werken. Verkondiging van het evangelie wordt altijd vergezeld door de werken van barmhartigheid zoals zorg voor armen in Jezus naam. Werken van barmhartigheid zonder verkondiging van het evangelie is puur humanisme. Hoewel de nadruk in het nieuwe testament vooral ligt op zorg voor de behoeftigen in de gemeente blijft de opdracht om voor hen in nood in de wereld er te zijn ook gelden. Ook als zij niet meegaan in onze verkondiging en het zelfs afwijzen.
zegt ons:
Luke 6:35–36 NBG1951
35 Neen, hebt uw vijanden lief, en doet hun goed en leent zonder op vergelding te hopen, en uw loon zal groot zijn en gij zult kinderen van de Allerhoogste zijn, want Hij is goed jegens de ondankbaren en bozen. 36 Weest barmhartig, gelijk uw Vader barmhartig is.
Jezus wil dat wij God laten zien in de wereld. Zoals Hij is, de rechtvaardigheid en waarheid in de verkondiging, hoe streng of moeilijk die boodschap ook kan zijn, maar tegelijkertijd barmhartig voor hen te zijn zoals God is.
Ik wil over evangelisatie nu niet veel verder in gaan omdat we daar al veel over gedeeld hebben en nog zullen doen.
3) Onze bediening ten opzichte van gelovigen :Opvoeding
Dit is een belangrijk punt opvoeden van de gelovigen. God wordt niet alleen verheerlijkt wanneer mensen geredt worden, maar God wil meer. Er zijn kerken waar vaak mensen op hun sterfbed tot bekering komen; de zogenoemde sterfbedbekeringen. Hun hele leven blijven ze om de werkelijkheid heendraaien. Ten diepste is het een vorm van rebellie tegen God. Je moet je voorstellen: God die Heel de schepping door zijn Woord tot stand heeft gebracht en en alles gehoorzaamde Hem, nu roept Hij de mens en die zegt: Nee, ik ga mijn eigen weg! Begrijp je hoe verderfelijk, hoe duister dit is? God is niet trots op sterfbedbekeringen. Niet voor niets roept de Bijbel ons op: Heden indien Gij Zijn stem hoort, verhard uw hart niet maar laat u leiden. ( ) Onbekeerd blijven is de grootste zonde!
laten we voor een moment kijken naar
Titus 2:11–15 NBG1951
11 Want de genade Gods is verschenen, heilbrengend voor alle mensen, 12 om ons op te voeden, zodat wij, de goddeloosheid en wereldse begeerten verzakende, bezadigd, rechtvaardig en godvruchtig in deze wereld leven, 13 verwachtende de zalige hoop en de verschijning der heerlijkheid van onze grote God en Heiland, Christus Jezus, 14 die Zich voor ons heeft gegeven om ons vrij te maken van alle ongerechtigheid, en voor Zich te reinigen een eigen volk, volijverig in goede werken. 15 Spreek hiervan, vermaan en weerleg met alle nadruk: niemand mag u verachten.
De Bijbel leert ons dat God ons wil volmaken. Elke dag schaaft en vormt Hij ons totdat enkel Christus overblijft. Dit is onderdeel van de geestelijke groei.Het is een misverstand om te denken dat we gearriveerd zijn wanneer we mogen weten tot levend geloof te zijn gekomen, tot reddend geloof! Niet alleen zijn we gered om te redden, maar ook om tot geestelijke volwassenheid te komen.()
Colossians 1:28 NBG1951
28 Hem verkondigen wij, wanneer wij ieder mens terechtwijzen en ieder mens onderrichten in alle wijsheid, om ieder mens in Christus volmaakt te doen zijn.
Dat opvoeden is de opdracht voor de kerk, maar dat doet niet de dominee of de oudste, dat doen we als kerk gezamenlijk. Daarvoor heeft God de kerk toegerust.
Colossians 1:28 NBG1951
28 Hem verkondigen wij, wanneer wij ieder mens terechtwijzen en ieder mens onderrichten in alle wijsheid, om ieder mens in Christus volmaakt te doen zijn.
Ephesians 4:10–15 NBG1951
10 Hij, die nedergedaald is, Hij is het ook, die is opgevaren ver boven alle hemelen, om alles tot volheid te brengen. 11 En Hij heeft zowel apostelen als profeten gegeven, zowel evangelisten als herders en leraars, 12 om de heiligen toe te rusten tot dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van Christus, 13 totdat wij allen de eenheid des geloofs en der volle kennis van de Zoon Gods bereikt hebben, de mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid van Christus. 14 Dan zijn wij niet meer onmondig, op en neder, heen en weder geslingerd onder invloed van allerlei wind van leer, door het valse spel der mensen, in hun sluwheid, die tot dwaling verleidt, 15 maar dan groeien wij, ons aan de waarheid houdende, in liefde in elk opzicht naar Hem toe, die het hoofd is, Christus.
Ephesians 4:12–14 NBG1951
12 om de heiligen toe te rusten tot dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van Christus, 13 totdat wij allen de eenheid des geloofs en der volle kennis van de Zoon Gods bereikt hebben, de mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid van Christus. 14 Dan zijn wij niet meer onmondig, op en neder, heen en weder geslingerd onder invloed van allerlei wind van leer, door het valse spel der mensen, in hun sluwheid, die tot dwaling verleidt,
God heeft ons aan elkaar gegeven om tot volle wasdom te komen. Naar het beeld van Jezus Christus. Waartoe worden we toegerust? Tot dienstbetoon aan Christus en daardoor ook aan elkaar. Zoals Jezus kwam om te dienen moeten wij elkaar dienen om te groeien in geloof. Als wij elkaar dienen en bouwen in het geloof, dan komen we vanzelf tot volwassenheid. We moeten gevoed worden, maar ook OPgevoed worden. Dat is de plaats van de kerk. Voeden en OPvoeden!
Maar waarom: zodat wij allen niet meer onmondig zijn. Als kinderen die geen weerwoord hebben, als de grote mensen hen iets zeggen. Maar dat we bij machte zijn te verwoorden wat we geloven, wie God is, hoe Hij is, en Wat zijn wil is voor de Mensheid. In de Kerk ligt de nadruk op groeien. Groeien is niet alleen kennis verzamelen, hoewel dat belangrijk is voor de groei en toerusting, het gaat ook over praktijklessen. Is wat je geleerd hebt ook bruikbaar in je dagelijkse leven. Kun je het toepassen en eruit leven. Let erop ware geestelijke groei laat in je leven zien dat je van Christus bent Dat Zijn karakter, jouw deel is. Denk aan de vrucht van de geest. Maar ook aan al die mensen in de kerk vandaag aan de dag die niet willen en kunnen vergeven, die kwaad blijven spreken over anderen, die roddelen, die tweedracht brengen. Je kunt nog zo veel weten van de Bijbel, maar als je deze lessen niet in de praktijk brengt ben je nog steeds een kind in het geloof. Dat is niet waar je behoort te zijn.
Toen ik op de Bijbelschool begon vroeg de leraar ons: wie is er langer als 20 jaar Christen. (Ik zat in een klas met ook oudere mensen) een heel aantal handen gingen omhoog en hij vroeg: wie van jullie kan zichzelf als geestelijk volwassen beschouwen? Alle handen zakten weer. Meteen zei de leraar: hoe kan dat nou, jullie zouden naar de tijd gerekend leraren moeten zijn! volwassenen. Wat is er mis met jullie en met de kerk?! Ik zla je vertellen wat. Gearriveerdheid en wereldzin en geestelijke luiheid. God heeft ons alles gegeven om toegerust te worden tot volwassenheid, en we zijn in gebreke gebleven.
Ik moet erkennen dat het muisstil bleef en niemand iets durfde te zeggen, maar ik moet erkennen dat dit inderdaad wel een confronterende waarheid is. We zien de kerk als iets waar we naartoe gaan en niet wat we zijn, we zien het als een onderdeel van ons leven, terwijl we het behoren te zien zoals God het bedoeld heeft. Wij zijn onderdeel van Gods leven geworden, onderdeel van het lichaam van Christus. We leven niet meer voor onszelf, maar voor Hem.
Laten we lezen wat er in staat:
Hebrews 5:11–14 NBG1951
11 Hierover hebben wij veel te zeggen, maar het is moeilijk uit te leggen, omdat gij traag zijt geworden in het horen. 12 Want hoewel gij, naar de tijd gerekend, leraars behoordet te zijn, hebt gij weer nodig, dat men u de eerste beginselen van de uitspraken Gods leert, en gij hebt nog melk nodig (en) geen vaste spijs. 13 Want ieder, die nog van melk leeft, heeft geen weet van de rechte prediking: hij is nog een zuigeling. 14 Maar de vaste spijs is voor de volwassenen, die door het gebruik hun zinnen geoefend hebben in het onderscheiden van goed en kwaad.
Iets ervoor wordt er beschreven welke positie Christus heeft. en dan worden de Hebreeers geconfronteerd met de realiteit: Jullie zouden leraren moeten zijn, maar jullie zijn traag geworden in het horen. Met andere woorden je blijft hangen in nonsen… In mijn bijbel staat er boven dit stukje tekst: Waarschuwing tegen de verachtering. We moeten uitkijken dat we het woord van God niet gaan minachten. Velen komen vandaag naar de kerk voor alles behalve het Woord. Het mag vooral niet te zware kost zijn, niet te ingewikkeld, niet te moeilijk en niet te veeleisend. We snappen zo weinig anders van de Bijbel. Maar zo is het niet bedoeld. In Berea werd gepredikt en de mensen gingen dagelijks na of deze dingen zo waren. De kerk is niet je uurtje om alles glad te strijken, maar om dingen te leren die je thuis verder uitwerkt en onderzoekt. Je hebt huiswerk. Gezonde bijbelstudie doe je met je bijbel op schoot, niet met je oordopjes naar een preek luisteren. Open de schriften, onderzoek ze! Je kunt zeggen wat je wilt van de farrizeeen, maar Jezus zei ze: Julie onderzoeken de schriften omdat je meent daarin eeuwig leven te vinden! Deze spreken van MIJ!!!!
Weet je hoe verder gaat? Daarom nalatende het beginsel der leer van Christus, laat ons de volmaaktheid voortvaren.! Weet je hoe verknipt het is om onze kinderen groot te brengen met het liedje lees je bijbel bidt elke dag dat je groeien mag, en deze zelfde kinderen zien hun ouders nooit in de Bijbel studeren en zoeken en lezen, en nooit bidden en worstelen met God! En we vinden het vreemd dat onze tieners de Bijbel in de hoek smijten zonder er nog naar te kijken!
Ik weet van een jongen van een jaar of 12, 13 die zijn bijbel zoveel bestudeerde terwijl hij er niks van bakte op school, dat zijn vader kwam en al zijn bijbelstudie materiaal wegnam en hem op zijn kamer liet zitten voor huiswerk alleen. Diezelfde jongen reikte uit onder zijn matras en pakte zijn gideon bijbeltje dat hij daar verstopt had en ging heerlijk door met studeren. Heilige ongehoorzaamheid. Waar zien we dat? We breken onze hoofden over hoe we de jeugd in de kerk erbij kunnen houden, maar we raken ze steeds vaker, sneller en jonger kwijt, waarom? Ze hebben geen voorbeeld van leven, geen voorbeeld van zoekende biddende studerende ouders.
Voor Gezonde Bijbelstudie heb je een Bijbel nodig en een concordantie, en een Atlas en een Bijbels Woordenboek en een Bijbelse Enceclopedie. 5 boeken. In welke gezinnen staan deze 5 boeken. Wie heeft ze? Daar is je geestelijk niveua.
Laten we die beginselen achterlaten zegt Hebreeen 6 ons. Ieder die van melk leeft heeft geen weet van de rechte prediking. Hoe ver ben je in het onderscheiden van Goed en kwaad? Wie kan onderscheid maken tussen zonde en de wereld? Laten we niet opnieuw spelen op het speelkleed van het christenleven. Afleggen wat kinderlijk is zegt Paulus in . Groei!
Kennis alleen maakt opgeblazen maar zonder kennis gaat u ten gronde. () Kijk uit dat je de kennis niet verwerpt, want dan verwerpt God ons.
Hosea 4:6 NBG1951
6 Mijn volk gaat te gronde door het gebrek aan kennis. Omdat gij de kennis verworpen hebt, verwerp Ik u, dat gij geen priester meer voor Mij zult zijn; daar gij de wet van uw God vergeten hebt, zal ook Ik uw zonen vergeten.
Amen.
3) Onze bediening ten opzichte van de wereld: Evangelisatie en Barmhartigheid.
Als derde punt hebben we een bediening ten opzichte van de wereld. Evangelisatie en barmhartigheid.
1 Peter 2:9–10 NBG1951
9 Gij echter zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, een volk (Gode) ten eigendom, om de grote daden te verkondigen van Hem, die u uit de duisternis geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht: 10 u, eens niet zijn volk, nu echter Gods volk, eens zonder ontferming, nu in zijn ontferming aangenomen.
1 Peter 2:9 NBG1951
9 Gij echter zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, een volk (Gode) ten eigendom, om de grote daden te verkondigen van Hem, die u uit de duisternis geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht:
De gelovigen of Heiligen zoals de Bijbel de ware gelovigen noemt, zijn het uitgekozen geslacht om de grote daden te verkondigen van Hem die ons uit de duisternis geroepen heeft. Zwel aanbidding van God als geestelijke groei als evangelisatie en barmhartigheid zijn gelijke bedieningen, we kunnen niet eentje kiezen en de rest verwaarlozen of 2 goed doen en een minder. Dit is ons doel! Hiervoor leef je. Je bent hier niet voor carriere en je huis en twee auto’s. Je bent hier niet voor vakantie en wereldreizen. Je bent hier niet voor een toeleven naar je pensioen, je bent hier voor Hem, dienstbaar te zijn aan Hem is je hoogte roeping! Ja je enige roeping! Wandel je daarin?
De eerste en voornaamste roeping die we hebben naar de mensen van de wereld is de verkondiging van het evangelie en het maken van Discipelen; leerlingen van Jezus.
Matthew 28:19 NBG1951
19 Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb.
We mogen nooit evangelisatie verwarren met werken van barmhartigheid. Maar tegelijkertijd kunnen we niet evangeliseren zonder die werken. Verkondiging van het evangelie wordt altijd vergezeld door de werken van barmhartigheid zoals zorg voor armen in Jezus naam. Werken van barmhartigheid zonder verkondiging van het evangelie is puur humanisme. Hoewel de nadruk in het nieuwe testament vooral ligt op zorg voor de behoeftigen in de gemeente blijft de opdracht om voor hen in nood in de wereld er te zijn ook gelden. Ook als zij niet meegaan in onze verkondiging en het zelfs afwijzen.
zegt ons:
Luke 6:35–36 NBG1951
35 Neen, hebt uw vijanden lief, en doet hun goed en leent zonder op vergelding te hopen, en uw loon zal groot zijn en gij zult kinderen van de Allerhoogste zijn, want Hij is goed jegens de ondankbaren en bozen. 36 Weest barmhartig, gelijk uw Vader barmhartig is.
Jezus wil dat wij God laten zien in de wereld. Zoals Hij is, de rechtvaardigheid en waarheid in de verkondiging, hoe streng of moeilijk die boodschap ook kan zijn, maar tegelijkertijd barmhartig voor hen te zijn zoals God is.
Ik wil over evangelisatie nu niet veel verder in gaan omdat we daar al veel over gedeeld hebben en nog zullen doen.
Related Media
See more
Related Sermons
See more